Cameratoezicht is een onderwerp dat veel gemengde gevoelens oproept. Enerzijds zorgt het ervoor dat mensen zich veiliger voelen en dat wangedrag (zoals vernielingen en diefstal) eenvoudiger kan worden herleid tot de dader. Anderzijds zorgt het gebruik van videobewaking ervoor dat mensen overal in de gaten gehouden kunnen worden. Dit kan voelen als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Ook op scholen speelt deze discussie steeds meer: de school wil kinderen en leerkrachten beschermen, maar maakt tegelijkertijd inbreuk op hun privacy door iedereen die in en/of rond de school rondloopt in de gaten te houden. In welke gevallen mag een school eigenlijk cameratoezicht toepassen? In dit artikel lees je hier meer over.
Valt cameratoezicht onder de Avg?
De Avg is alleen van toepassing als er sprake is van de verwerking van persoonsgegevens. Er moet in dat geval sprake zijn van een persoon die geïdentificeerd is of kan worden. Bij cameratoezicht is hiervan snel sprake, aangezien personen vaak herkenbaar in beeld worden gebracht en de camera deze beelden (tijdelijk of permanent) opslaat. Ook als een persoon niet meteen duidelijk herkenbaar in beeld is, maar wel identificeerbaar (bijvoorbeeld door specifieke uiterlijke kenmerken van die persoon), is er sprake van een persoonsgegeven.[1]
De enige uitzondering op de toepassing van de Avg is de verwerking op basis van huishoudelijk gebruik. Voor een school gaat deze huishoudelijke uitzondering echter niet op, nu deze uitzondering vereist dat er sprake is van een duidelijk bepaalbare groep van mensen en dat is bij scholen niet het geval.[2]
Rechtmatigheid van de verwerking
Aangezien cameratoezicht dus vrijwel altijd onder de Avg valt, moet een school zich kunnen beroepen op een doel en wettelijke grondslag op grond waarvan zij cameratoezicht mag toepassen. Van de zes mogelijkheden die de Avg biedt, zou de grondslag ‘gerechtvaardigd belang’ (artikel 6 lid 1 sub f Avg) soelaas kunnen bieden voor scholen. Om gebruik te kunnen maken van deze grondslag moet de school aantonen dat de verwerking noodzakelijk is om de bedrijfsactiviteiten te verrichten, dat er voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en tot slot moet er een belangenafweging plaatsvinden tussen de belangen van de school en de personen van wie camerabeelden worden gemaakt.[3]
Om te kunnen spreken van een gerechtvaardigd belang moeten de belangen van de verantwoordelijke (de school) uiteindelijk zwaarder wegen dan de belangen van de betrokkenen (de leerlingen, diens ouders en leerkrachten). Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake als er camera’s geplaatst worden in toiletten of kleedkamers, omdat dit een te grote inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Voor verborgen cameratoezicht geldt dat dit in principe ook niet is toegestaan. Een uitzondering hierop kan bijvoorbeeld zijn als er vermoedens bestaan van diefstal of fraude en andere maatregelen geen oplossing hebben kunnen bieden.[4]
Verder moet de school een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven doel hebben voor het gebruik van de camerabeelden. De verwerking mag dus niet voor een ander doeleinde plaatsvinden. Ter illustratie: als de camerabewaking bedoeld is ter beveiliging van het schoolgebouw, dan mogen de beelden later niet gebruikt worden tegen de leerkracht om diens functioneren te bespreken.
De AP heeft verder bepaald dat camerabeelden niet langer bewaard mogen blijven dan noodzakelijk is. De richtlijn hiervoor is maximaal vier weken. Deze richtlijn geldt niet voor camerabeelden waarop incidenten zijn vastgelegd. In dat geval mogen de beelden worden bewaard totdat het incident is afgehandeld.[5]
Beschermingsmaatregelen
De verantwoordelijke (de school) is gehouden om adequate beveiligingsmaatregelen te treffen om de camerabeelden te beveiligen. Denk hierbij aan het voorkomen dat onbevoegden toegang kunnen krijgen tot de camerabeelden of het uit (laten) voeren van een DPIA: een Data Protection Impact Assessment. Dit instrument, om vooraf de privacyrisico’s van een gegevensverwerking in kaart te brengen, kan helpen bij de maatregelen die genomen moeten worden om deze risico’s voor betrokkenen te verkleinen. Het uitvoeren van een DPIA is zelfs verplicht als de school grootschalig en/of systematisch cameratoezicht gaat uitvoeren. Ook als de school gebruik wil gaan maken van verborgen camera’s (heimelijk cameratoezicht) is het uitvoeren van een DPIA verplicht.[6]
Informeren van betrokkenen
Afgezien van de mogelijkheid tot heimelijk cameratoezicht geldt dat betrokkenen vooraf geïnformeerd moeten worden over het gebruik van het toezicht, waarom dit plaatsvindt en wie daarvoor verantwoordelijk is. Daarnaast moeten betrokkenen geïnformeerd worden over hun rechten, zoals het recht om de camerabeelden in te zien en het recht om vergeten te worden. Onder omstandigheden kan een bord met een symbool van een camera voldoende zijn om aan de informatieplicht te voldoen.[7]
Meer weten over dit onderwerp? Stuur ons dan een mailtje via hallo@privacy1.nl. We helpen je graag verder!
Geschreven door Judith Zwetsloot, IT-jurist bij Privacy1
[1] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/sites/default/files/atoms/files/beleidsregels_cameratoezicht-.pdf, p. 15.
[2] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/sites/default/files/atoms/files/beleidsregels_cameratoezicht-.pdf, p. 12.
[3] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/onderwerpen/algemene-informatie-avg/mag-u-persoonsgegevens-verwerken#wanneer-mag-u-zich-baseren-op-de-grondslag-gerechtvaardigd-belang-6330
[4] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/sites/default/files/atoms/files/beleidsregels_cameratoezicht-.pdf, p. 21-22.
[5] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/onderwerpen/cameratoezicht/cameratoezicht-op-school
[6] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/onderwerpen/cameratoezicht/cameratoezicht-op-school
[7] https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/onderwerpen/cameratoezicht/cameratoezicht-op-school, p. 28-29.